Inzicht in de resultaten van de organisatie in relatie tot andere organisaties is onvoldoende
Vooruitkijken
Als u “bestuur” en “toezicht” opzoekt in de Dikke van Dale dan wordt direct het verschil tussen deze twee woorden duidelijk. De kernwoorden voor bestuur zijn “in een bepaalde richting laten gaan” en voor toezicht “hoede, zorg, controle”. Dit is ook zichtbaar in de zelfevaluatie-vragenlijst van ITGD die besturen en Raden van Toezicht in de afgelopen jaren, tussen 2020 en 2023, gebruikt hebben. De ITGD-benchmark is gebaseerd op de anonieme uitkomsten van deze zelfevaluaties.
In relatie met de andere twee artikelen over bestuursmodellen in deze nieuwsbrief kijken we naar de overeenkomsten en verschillen tussen de besturen en de Raden van Toezicht.
Lange en korte termijn
Leden van een bestuur vinden vaker dat de focus meer op de korte termijn ligt dan op de lange termijn, in vergelijking tot leden van een Raad van Toezicht. Het komt maar weinig voor dat leden vinden dat de lange termijn te veel aandacht krijgt ten koste van de korte termijn.
Organisaties in de goededoelensector zijn vanuit hun oprichting bewust bezig met het toevoegen van maatschappelijke waarde. Vaak, maar zeker niet altijd, zijn goede doelen opgericht vanuit een acuut en zichtbaar probleem. De stap maken naar een lange termijn strategie en beleid vraagt inzicht, ervaring en samenwerking. Het juiste evenwicht vinden tussen de korte termijn en de lange termijn is een belangrijk onderwerp van gesprek tussen de directeur en de interne toezichthouders, onafhankelijk van het bestuursmodel.
Betrokkenheid bij strategie
Bestuursleden zouden graag meer betrokken zijn bij de ontwikkeling van de strategie van het goede doel. 29% van de respondenten geeft aan dat zij hier nu matig tevreden over is. Leden van de Raden van Toezicht geven juist opvallend vaak aan hier uitstekend bij betrokken te worden. Ook blijken veel bestuursleden graag meer terugkoppeling te krijgen over de voortgang op het gebied van de strategische prestaties. Dit is ook een aandachtspunt voor de Raden van Toezicht. 43% van de bestuursleden en 23% van de leden van de Raad van Toezicht geeft hier de beoordeling onvoldoende of matig.
Tot slot het inzicht in de resultaten van de eigen organisatie in relatie tot andere organisaties binnen de sector. Opvallend is dat de Raden van Toezicht duidelijk vaker vinden dat zij dit inzicht zelf uitstekend hebben in relatie tot andere organisaties in de sector (11%), dan dat de bestuursleden binnen de eigen organisatie dat vinden (3%). Maar net zo opvallend is dat bijna 2 op de 5 leden van beide groepen slechts matig of zelfs ontevreden is over dit inzicht (bestuur 38%; Raad van Toezicht 37%). Voor goede doelen is dit een zeer belangrijke bevinding om over in gesprek te gaan. De eerste stap is het achterhalen aan welk inzicht behoefte is. Gaat dit om de impact die de organisatie heeft gemaakt? Worden hier (ook) de financiële cijfers bedoeld?
De tweede stap is het goed definiëren welke andere organisaties in dit kader relevant zijn. Dit kunnen andere organisaties uit de goededoelensector zijn, maar dat hoeft niet de beste benchmark te zijn. Heeft de organisatie het inzicht zelf wel? En zo ja, wat is de meest effectieve manier om dit over te brengen bij de Raad van Toezicht?
Conclusie
De aanbeveling hierbij is om in het bestuur en met de directeur(-bestuurder) in overleg te gaan om de verwachtingen over de betrokkenheid bij de ontwikkeling van de strategie, de terugkoppeling over de resultaten en hoe dit zich verhoudt tot andere organisatie in de sector, te bespreken.
ITGD raadt leden van besturen en Raden van Toezicht ook aan om zich te verdiepen in het CBF, de externe toezichthouder. Het CBF biedt de mogelijkheid om een benchmark van de eigen cijfers in relatie tot anderen te maken op basis van de gegevens uit het jaarverslag.
Nynke Runia, bestuurslid ITGD, nr@itgd.nl